Bureau Waardenburg kreeg de opdracht dat uit te zoeken. De belangrijkste conclusie is dat geen aanpassingen nodig zijn in de NEA-beoordelingen en de voorgestelde maatregelen. Evenmin zijn aanvullende maatregelen nodig om effecten van bestaand gebruik te mitigeren.
Conclusies
De notitie van Bureau Waardenburg, Herijking NEA IJsselmeergebied op basis van recente vogelgegevens verscheen in januari. Het document zal als bijlage met achtergrondinformatie beschikbaar zijn bij de terinzagelegging van het beheerplan.
Van de meeste vogelsoorten zijn tellingen beschikbaar uit de jaren 2007 tot en met 2011, en van enkele soorten zelfs nog recentere, tot juni 2013. Het onderzoeksbureau heeft de jongste aantallen vergeleken met de doelaantallen in de aanwijzingsbesluiten van de N2000-gebieden én met de oudere aantallen die zijn gebruikt in de NEA en het ontwerp-beheerplan. Vervolgens zijn de ontwikkelingen geanalyseerd van soorten waarvan de recente aantallen duidelijk afwijken en die de instandhoudingsdoelen niet halen. ‘Het totale verhaal viel ontzettend mee, er is eigenlijk niet zo erg veel verschoven. De punten van zorg blijven gelijk met enige accentverschuivingen’, zegt Maarten Platteeuw, senior adviseur ecologie bij de opdrachtgever RWS Midden-Nederland.
Dalende trend
Het staat niet met zoveel woorden in [lepelaar450] de notitie, maar Platteeuw trekt nog een andere conclusie: ‘Wat het onderzoek nog eens heel duidelijk heeft gemaakt, is de noodzaak van een snelle uitvoering van het beheerplan. Want het goede nieuws mag dan zijn dat de aantallen van de grauwe gans de pan uitschieten en dat de lepelaar geleidelijk toeneemt, daar staat tegenover dat de bruine kiekendief wegzakt, de kemphaan nagenoeg is verdwenen, de smient gestaag afneemt en de wilde eend zelfs opvallend in aantal daalt. En de toename van de visdief is gezichtsbedrog, want die brengt al jarenlang geen jongen meer voort. Alles bij elkaar genomen, zien we toch een dalende trend. Als we niet gauw beginnen met de maatregelen uit het beheerplan, zijn we straks te laat.’
Robuust beheerplan
Het onderzoek geeft volgens Platteeuw ook aan dat het beheerplan tegen een stootje kan. ‘We hebben de vogelgegevens geactualiseerd om niet het risico te lopen dat we onterecht maatregelen nemen en onszelf op kosten jagen terwijl de situatie vanzelf al verbetert, of omgekeerd dat we niet de juiste maatregelen nemen terwijl het veel slechter gaat. We kunnen nu concluderen dat wat we in het beheerplan hebben opgeschreven kennelijk robuust genoeg is om te kunnen dealen met ietwat verouderde vogelgegevens. Dus dat geeft hoop dat we het beheerplan zes jaar lang niet hoeven te veranderen, terwijl we toch niet het risico lopen dat het inadequaat wordt. Ik plaats hier overigens wel de kanttekening bij dat we de veranderingen in de intensiteit en de omvang van activiteiten in het gebied niet hebben onderzocht. Dus dat is nog een aandachtspunt.’
Geen volgende herijking
Komt er over een paar jaar weer een herijking? Platteeuw hoopt van niet. ‘Laten we niet al te pessimistisch zijn en ervan uitgaan dat ergens dit jaar het beheerplan ter inzage komt te liggen, zodat het begin volgend jaar van kracht is. Dan is een volgend onderzoek pas nodig in 2020 of 2021, in het kader van de evaluatie van het beheerplan.’